siora-photography-IEsj0BXQMCI-unsplash-2

Zorgen en inzichten van een vrijwilliger

M., een psychotherapeut van beroep, had vanwege de corona pandemie wat meer tijd en besloot dat ze die zinvol wilde besteden. Haar zoektocht naar vrijwilligerswerk bracht haar bij Voor Elkaar In West. Sinds 2020 is ze hier een vaste kracht en bezoekt ze wekelijks Amsterdammers met een hulpvraag. Anderhalf jaar geleden kreeg ze een wandelmaatje toegewezen die een nieuwe dimensie heeft gegeven aan haar vrijwilligerswerk bij VEIW. Dit is het verhaal van M. en mevr S. *

Eerste ervaringen
Haar eerste periode bij VEIW was gevuld met relatief eenvoudige taken. Zo heeft zij het hondje uitgelaten van een vrouw die vanwege longproblemen niet naar buiten kon tijdens de coronaperiode. Ook heeft zij gebeld met een eenzame man en gewandeld met een vrouw die graag aan haar Nederlands wilde werken. 

Anderhalf jaar geleden kwam er een oproep vanuit VEIW voor een oudere vrouw die op zoek was naar een wandelmaatje. M. reageerde hierop en al snel werd er een afspraak ingepland. 

Kennismaking en zorgen  
De kennismaking verliep anders dan verwacht. Mevrouw S. (94) bleek slecht ter been en kon alleen naar buiten met een rolstoel, dit was niet met M. gecommuniceerd. Iets waar ze achteraf toch aangeeft verrast over te zijn.  

‘Waar wilt u graag naartoe?’ vroeg M. Mevrouw S gaf aan dat ze zo graag naar de supermarkt wilde gaan omdat ze daar zo lang niet was geweest. Eenmaal daar aangekomen was het ‘alsof je met een kind in een pretpark was’. S. kon haar geluk niet op en sloeg haar slag. Bij M. zorgde dit al snel voor enig ongemak: ‘er flitsten allerlei vragen door mijn hoofd: wat als ze drank koopt? Wat als ze helemaal geen geld heeft voor deze boodschappen?’ Ze wist eigenlijk niet goed waar ze mee te maken had. ‘Je denkt: ik ga even met een oudere mevrouw wandelen, maar dan kom je in een hele gekke situatie’. Mevrouw kocht allerlei suikerhoudende producten, ‘wat als ze suikerziekte heeft?’ Straks valt ze dood neer en ben ik daar verantwoordelijk voor, dacht M. Gelukkig waren al haar zorgen ongegrond en kon S. haar gang gaan. Hier kwam ze echter pas achter na een gesprek met de hulpverlening die ook betrokken was bij mevrouw S., daar had ze toch wel even mee gezeten.  

Dat was dus haar eerste kennismaking met S, een bijzondere ervaring waarin gelijk een aantal dingen duidelijk werd voor M.: S. is een vrouw met een sterke eigen wil en ze kan nogal uitdagend zijn in de omgang. M. liet zich hier echter niet door afschrikken en was misschien ook wel op zoek naar een dergelijke uitdaging.  

Onafhankelijkheid?  
In de maanden die volgden groeide bij M. het gevoel dat mevrouw S. eigenlijk niet meer goed in staat was om op 94-jarige leeftijd alleen op één hoog in Amsterdam te wonen.  

Het leven van mevrouw S draait om overleven, waarbij dagelijkse taken zoals wassen en eten een enorme uitdaging vormen. Zo wast ze zichzelf in de wasbak van de keuken, is de douche bedekt met een dikke laag stof, kan een wc-bezoek wel een half uur duren en is het huis helemaal volgebouwd met spullen. Mevrouw slaapt op de bank en de deur van de slaapkamer zit op slot. M. vermoedt dat ‘deze ook helemaal volgebouwd is’. Ook komt het vaak voor dat M. of de thuiszorg weer huiswaarts moesten keren omdat mevrouw S. niet opendoet. ‘Niet uit chagrijn, maar dan zat ze op de wc of hoorde ze de deurbel niet.’ En misschien wel het meest bedreigend: het komt regelmatig voor dat S. op een vervelende manier valt.

M. vindt de situatie van mevrouw S zorgelijk, ‘er komt een moment dat ze valt en niet meer op kan staan.’ Om dit scenario voor te zijn dacht M. dat het voor mevrouw beter zou zijn om naar een verpleeghuis te verkassen. Mevrouw S denkt daar heel anders over, zij wil koste wat het kost thuis blijven wonen. M. kan daar tot op zekere hoogte begrip voor opbrengen: 'dit is haar wereldje, waar zich veilig voelt en voor haar gevoel grip op heeft.’ Tegelijkertijd hield ze ook hoop dat S. tot inkeer zou komen en de stap richting een verpleeghuis zou zetten.

De val
Drie maanden geleden moest S. toch gedwongen naar een verpleeghuis verkassen. Zij moest daar revalideren van de gevolgen van een nare val. Toen M. over het voorval werd geïnformeerd bekropen haar gemengde gevoelens. Enerzijds is het natuurlijk heel vervelend en naar dat iemand valt, maar anderzijds zou S. nu kunnen ervaren hoe fijn het is om de nodige hulp te ontvangen. De revalidatie verliep voorspoedig en na enige tijd werd M. gebeld voor een inschatting of mevrouw weer naar huis zou kunnen. ‘Absoluut niet!’, was haar eerste reactie.  

Toch voelde het niet goed om helemaal vanuit haarzelf redeneren: 'Ik vind dat ze niet meer naar huis kan, maar wat wil ze zelf?’ Mevrouw wilde pertinent terug naar huis had ze de verpleging laten weten. Dat was lastig voor M., ‘laat je toch helpen’. Tegelijkertijd was het voor M. ook wel een besef moment. ‘Wie ben ik om te bepalen hoe iemand zijn laatste stukje moet leven?’ Inmiddels is mevrouw S. weer teruggekeerd naar haar huis op 1 hoog, met alle uitdagingen die daarbij komen kijken. Waar M. hier eerst nog veel moeite mee had, lukt het haar nu steeds beter om deze beslissing te respecteren. 

Wat levert M. haar vrijwilligerswerk op? 
Op deze vraag heeft M. geen eenduidig antwoord: ‘hoe ik me hierbij voel, vind ik soms ook wel ingewikkeld.’ Aan de ene kant vindt ze dat zo een uitdaging wel bij haar past, omdat ze het interessant vindt om over de situatie van mevrouw na te denken. Tegelijkertijd kan hun contact soms veeleisend zijn voor M. Daarom blijft het voor haar van belang om zich bewust te zijn van de manier waarop zij zich tot mevrouw verhoudt, en of dit voor haar op een gezonde manier gebeurt.  

Toch zijn er ook momenten waarop M. niet stil hoeft te staan bij de zwaarte, of de moeilijkheid die toch een wezenlijk onderdeel vormt van haar interactie met S. Dan luisteren zij samen naar André Rieu, of hebben ze het over kinderen en hoe mevrouw die van haar dan zou willen noemen. ‘Soms is het ook echt fijn.’ 

 * Inmiddels is mevrouw S. overleden.